Schlangenkapellchen

Schlangenkapelle


Schlangenkapellchen


Die Klosterhof- oder Schlangenkapelle – Zeugnis rheinisch-katholischer Volksfrömmigkeit


Schlangenkapelle Klosterhof

Schlangen sind das vorherrschende Motiv der kleinen Kapelle. Das hölzerne Bild über dem Eingang verweist ebenso auf das Kriechtier wie das prächtige Holzgitter im Innenraum. Kein Wunder, dass die Heinsberger den Namen Schlangenkapelle bevorzugen. Es ist dem Heiligen Kreuz geweiht. Die Gläubigen pilgern zu ihr, um für Schwerkranke oder Sterbende zu beten.

Das Gebäude ist ein Zeugnis katholischer Volksfrömmigkeit, war Wegkapelle und zeitweise wohl Klosterkapelle. Unweit der Kapelle befand sich ein Prämonstratenserinnen-Kloster, das Goswin II. von Heinsberg im Jahr 1140 gegründet hatte. Im 16. Jahrhundert brannte das Kloster ab und wurde in der Innenstadt wieder aufgebaut. An seine Stelle trat eine stattliche Hofanlage, umgeben von landwirtschaftlicher Nutzfläche: der Klosterhof. Im 17. oder 18. Jahrhundert erhielt die Schlangenkapelle dem Zeitgeschmack entsprechend ein barockes Gewand.

Eine Allee führt zur Schlangenkapelle. Zwischen den Weiden steht ein unscheinbares Backsteinbauwerk, eine Fußfallstation. Zur Erinnerung an den Leidensweg Jesu zur Kreuzigung errichtete man in der Frühen Neuzeit an Wegen und Straßen jeweils sieben Bilderstöcke, an denen die Vorübergehenden kurz auf die Knie fielen oder auch beteten. Als im 19. Jahrhundert die Straßen rund um Heinsberg ausgebaut wurden, hat man sieben dieser Bildstöcke zur Schlangenkapelle versetzt. Der letzte erhaltene Fußfall erinnert heute an diesen besonderen Aspekt rheinisch-katholischer Volksfrömmigkeit.

Das Schlangengitter im Inneren der Kapelle, das ebenfalls aus dem 18. Jahrhundert stammt, liefert den Stoff für eine Legende: Als die Klosterhofkapelle nach Auflösung des Klosters im 19. Jahrhundert abgerissen werden sollte, sei eine Schlange aus ihren Mauern hervorgekrochen. Die verängstigten Arbeiter hätten darin ein Zeichen Gottes gesehen, dass die Kapelle geschont werden müsse. Sie weigerten sich weiterzuarbeiten, die Kapelle blieb unversehrt.

 AUDIOVERSION


  • Niederländisch - Nederlands

    De Klosterhof- of Slangenkapel – getuigenis van de Rijnlandse katholieke volksvroomheid

    Slangen zijn het overheersende motief van de kleine kapel. Het houten beeld boven de ingang verwijst zowel naar het reptiel als naar het prachtige houten hek in het interieur. Geen wonder dat de inwoners van Heinsberg de voorkeur geven aan de naam Slangenkapel. De kapel is gewijd aan het Heilige Kruis. De gelovigen maken er een bedevaart naar toe om te bidden voor ernstig zieken of stervenden.

    Het gebouw getuigt van de katholieke volksvroomheid, het was een wegkapel en soms waarschijnlijk kloosterkapel. Niet ver van de kapel was een norbertinessenklooster, dat Gosewijn II van Heinsberg in 1140 had gesticht. In de 16e eeuw brandde het klooster af en werd het herbouwd in het centrum van de stad. Op de oude plek kwam een statige boerderij met een binnenplaats, omringd door landbouwgrond: de Klosterhof. In de 17e of 18e eeuw kreeg de Slangenkapel een barokke aankleding, in overeenstemming met de smaak van die tijd.

    Een laan leidt naar de Slangenkapel. Tussen de wilgen staat een onopvallende kruiswegstatie van baksteen. Ter herdenking van het lijden van Jezus bij zijn kruisiging werden in de vroegmoderne tijd langs wegen en paden zeven kruiswegstaties geplaatst, bij elk waarvan voorbijgangers even op de knieën gingen of baden. Toen het wegennet rond Heinsberg in de 19e eeuw werd uitgebreid, werden zeven van deze heiligdommen langs de weg naar de Slangenkapel verplaatst. De laatst overgebleven statie herinnert nu nog aan dit bijzondere aspect van Rijnlandse katholieke volksvroomheid.

    Het slangenhek in de kapel, dat ook uit de 18e eeuw stamt, levert het materiaal voor een legende: Toen de Klosterhofkapel na de opheffing van het klooster in de 19e eeuw moest worden afgebroken, zou er een slang uit de muren zijn gekropen. De bange arbeiders zagen dit als een teken van God dat de kapel gespaard moest blijven. Zij weigerden verder te werken, en de kapel bleef intact.   

     AUDIOVERSION


  • Englisch - English

    The Klosterhof- or Schlangenkapelle – testimony to Rhenish Catholic popular piety

    Serpents are the dominant motif of this small chapel. A painted wooden serpent spans the entrance and the magnificent wooden lattice inside also references the reptile. So it’s no surprise that the people of Heinsberg refer to it as the “Serpent Chapel”. The chapel is dedicated to the Holy Cross. Believers make pilgrimages to the chapel to pray for the seriously ill or dying.

    The building bears testimony to Catholic popular piety. It used to be a wayside chapel and was probably also a monastery chapel. Not far from the chapel was a Premonstratensian convent, founded by Goswin II of Heinsberg in 1140. The convent burnt down in the 16th century and was rebuilt in the town centre. It was replaced by an imposing estate, its buildings surrounded by farmland: the Klosterhof. In the 17th or 18th century the Serpent Chapel was given a Baroque makeover, in line with the mode of the time.

    The Serpent Chapel has an avenue leading up to it. A plain-looking brick structure stands between the willow trees – a wayside shrine. In early modern times, to commemorate Jesus’ journey to his crucifixion, sets of seven wayside shrines were built along paths and roads at which passers-by would briefly kneel or even pray. When the roads around Heinsberg were being extended in the 19th century, seven of these wayside shrines were moved to the Serpent Chapel. Only one of these wayside shrines survives to bear witness to this particular aspect of Rhenish Catholic popular piety.

    The serpent lattice inside the chapel, also from the 18th century, refers to a legend: when the Klosterhof chapel was to be demolished following the dissolution of the monastery in the 19th century, a serpent slithered out of its walls. The frightened workers read this as a sign from God that the chapel should be spared. They refused to continue working, and the chapel remained intact.         

     AUDIOVERSION